I. Hollanders op TaiwanI.1 De naam FormosaFormosa kreeg zijn naam van de Portugezen. Bij de Spanjaarden heette het Hermosa. De Chinese naam is Tai-oan en de Japanners noemden het Takasago. In de stukken van de V.O.C. vinden we "Eijlandt Paccam ofte Formosa", zo lezen we bijvoorbeeld in de generale missiven van 1616 en op kaart no 364 in de verzameling van het algemeen rijksarchief: "Tot ontdeckingh vant Eijlandt Paccam ofte Formosa hebben d'onse op den 8en Martio laestleden, onder t' beleijt van d' opperstierman Jacob Noordeloos, uijtgesonden twee joncken... ende is bevonden om de Noort streckent tot op de hoogte van 25 graden 10 minuijten, ende om de Zuijdt tot omtrent op de 20o graed". Ook vinden we op sommige kaarten: "Pakam of Ilha Formosa" bijvoorbeeld op de kaartnummers. 271 en 288 in het algemeen rijksarchief maar ook bij Teleki, Atlas zur Geschichte der Kartographie der Japanischen Inseln X. Zo lezen we in de dagregisters van Batavia op 9 april 1625 (pag. 144) "Opde Suijdhoek vande Baeij van Taijoan hadden de onse een fort geleijdt... de plaetse daer 't fort op staet is een sant duijn, ontrent een musquet schoot tegen over t' fort leijt een sandt plaet daer ons comptoir ofte logie op gestaen heeft..." en in de patriasche missieven van 26 april 1650: "de uijtsteeckende plaet bij het vastelandt van Formosa, sijnde Taijouan" Men vond het kennelijk geen aangename plek om te zijn want zo schrijft Gouverneur Pieter Nuijts op 28 februari 1628 naar Batavia: "de luijden schijnen van Taijouan omdat het een sombere, dorre ende drooge plaets is een disgoest te hebben". Op 14 juli 1650 schreef de Bataviase regering: "'t is wel een schoon eijlandt, gelijck sijne name metbrenght maer verslint veel menschen vlees" [door het ongezonde klimaat]. In dit stuk zullen we verder Taiwan blijven gebruiken, tenzij het gaat om oorspronkelijke stukken. I.2 Vroege geschiedenisBij resolutie van gouverneur Sonck en de raad van Taijoan dd. 14 januari 1625 werd besloten,"ons van de Sandplaet met alle des Comp.es middelen aen de oversijde (op t' vastelant van Isla Formosa) te transporteeren" ..... om "aldaer een volcomen stadt op te rechten." Ook werd aan "t' alreede opgerechte Casteel" de naam Orangie gegeven en besloten "de Stadt te noemen naer de seven geunieerde provintien de Provintien". De regering te Batavia gaf haar goedkeuring door middel van een brief die gedateerd was op 13 mei 1625 maar de Bewindhebbers bevalen in een missive (een missive is een officieel stuk van de regering) van de kamer van Amsterdam gedateerd op 17 oktober 1626 "dat het Fort ende Stadt in Teijouhan afgesteeken ende begrepen zal genoemt sijn Zeelandia in plaetse van Provintien." (Missive Batavia naar Taijoan, dd. 27 juni 1627 en Gen. Miss. 9 november 1627) Teijouhan is het tegenwoordige Tainin. Nu lagen echter het Casteel of Fort Zeelandia en de ontworpen stad niet op dezelfde plaats; het Casteel lag op een hoog duin op de zandplaat, en aan het einde van het Casteelsplein, aan de oostzijde, was een nederzetting van de Chinezen die de naam van "'t Quartier ofte de Stad Zeelandia" droeg" ('t Verwaerloosde Formosa, bl. 15, 17). Om die reden zal de ontworpen stad op het vasteland van Taiwan de naam Provintie hebben gehouden.Onder die naam komt zij in ieder geval voor op een kaart van Taiwan van 1629 (Nat. Arch. no. 140) en bij een schrijven van 10 mei 1649 gelastte zelfs de Bataviase regering aan President Overtwater om "de plaetse Chiaccam op 't. voorlant van Formosa welck voor desen geprojecteert ende ondernomen is om het beginsel van een stadt daerop te formeren, ende tot dien eijnde door de Heer Martinus Sonck saler den name Provintie gegeven ende sulcx van hier geapprobeerd was" [en welke Overtwater had herdoopt in "Hoorn"] "sijn vorigen naem van Provincie weder [te] geven." I.3 De opstand van de Taiwanezen.Na het verzet van de Chinezen in 1652 werd "om bij revolte... Taijouan en Provintie niet te cunnen separeeren... een suffisant redout aen de oversijde in 't midden van de cruijswech binnen voorn de. Provintie" gemaakt (Gen. Miss. 24 december 1652 en Miss. Batavia naar Taijoan gedateerd, 26 mei 1653, 18 juni 1653 en 20 mei 1654) Een redout is een klein vestingwerkje met alleen uitstekende hoeken en deze redout werd in begin mei 1661 aan Koxinga[guóxìngyé] overgegeven. (Zie "'t Verwaerloosde Formosa") . Van "het vleck Provintie" spreekt ook de gewezen Gouverneur Verburgh te Batavia op 10 maart 1654 in zijn "Rapport aengaende de gelegentheijt van Formosa", (Nat. Arch, no. 1097). Verder staat op de kaart die onder no. 305 in de verzameling van het Alg. Rijksarchief is opgenomen, vermeld: "het vlekje Provintie". Begin 1653 moest de Indische regering overgaan tot het benoemen van een gouverneur van de vestiging op het eiland. Dit om de in 1649 aangetreden Nicolaas Verburgh, die zijn ontslag had aangevraagd, te vervangen. Kennelijk werd op zijn aanwezigheid ook geen prijs meer gesteld zoals blijkt uit de generale missive van 24 december 1652. Er waren redenen om voor het bestuur van dit "costelijck pant", van dit eiland "van overgroote importantie", een medewerker van de V.O.C. uit te kiezen van ,,bijzondere wijsheijt, discretie ende cloeckheijt" (Res. 21 maart 1653). Op 7 September van het jaar daarvoor (1652) waren Chinese kolonisten het dorpje Provintiën binnengelopen en hadden acht Hollanders vermoord. Hierop werden er militairen en autochtonen uitgezonden die in twaalf dagen de rust herstelden. Daarbij lieten enkele duizenden Chinezen het leven. De soldaten en hulptroepen
de autochtonen werden beloont voor 2600 "gemassacceerde" koppen. De Bataviase regering oordeelde naar aanleiding van dit incident dat dit een waarschuwing was dat er nog minder tolerant moest worden opgetreden dan tot dan toe het geval was geweest. Zij moesten dus gekort worden in de vrijheden waaraan ze kennelijk in eigen hun land niet gewoon waren. Als oorzaak van de opstand werd aangenomen
de Heeren XVII hadden kennelijk hetzelfde idee (Patr. Miss. 20 januari 1654) maar kregen al gauw een andere kijk op datgene wat voorgevallen was: "In UE voorsz. missive van den 26 Maij 1653 nae Taijouan geschreven, hebben wij niet sonder ontsteltenis gelesen dat veele van gevoelen sijn dat de jongste revolte der Chinesen op Formosa waerdoor omtrent 3000 van die natie om 't leven geraeckt sijn, ten principalen soude veroorsaeckt sijn door de extorsien en gewelten die sij voorgeven hun van den Fiscael en andere over hen te seggen hebbende aengedaen. Sijnde voorwaer beclaeghelijck dat ons soodanige onheijlen door toedoen van onse eijgen Ministers overcomen" (Patr, Miss. 26 april 1655). I.4 Herstel van het gezag.Menings verschillen tussen "Compagnie's principale ministers in kercke ende politie"hadden namelijk aanleiding gegeven tot verdeeldheid en het ontstaan van verschillende partijen. De V.O.C. liet niet toe hier door overplaatsingen een eind aan te maken. Om te voorkomen dat de slechte verstandhouding tussen bestuurders en predikanten de belangen van de V.O.C. zou schaden, was het nodig het gezag in handen van iemand van te leggen met "meer dan gewone authoriteijt"
Over dit gekrakeel handelt ook een missive van 19 januari 1654 van de kerkeraad te Batavia aan de Heeren XVII. Hoe deze hierover dachten, blijkt uit het volgende:
Van verschillende kanten was de regering gewaarschuwd tegen "de sone van den grooten mandarijn Equan" (Voor enige bijzonderheden uit Nederlandse bronnen betreffende deze beroemde Chinees, Koxinga [guóxìngyé], zie 1 ) die van plan zou zijn om de nederzetting op het eiland Taiwan te veroveren en zich daar met zijn aanhang te vestigen, als hij de strijd op en om het vaste land van Zuid-China tegen de opdringende Tartaarse overheersers zou moeten opgeven.
Ook de Heeren XVII vonden de veronderstelling aannemelijk dat de in verzet gekomen Chinezen
Na enkele jaren bleek dat de angst voor aanslagen van die kant ook niet ongegrond is geweest. In 1662 slaagde Koxinga [guóxìngyé] er toch om de Nederlanders voorgoed van het eiland te jagen. Met unanieme stemming werd in de vergadering van de Bataviase regering van 21 maart 1653 voor de gewichtige post op Taiwan gekozen de Ordinaris Raad van Indië Karel Hartsingh , "die de Taijouanse gewesten van desen lange jaren bijgewoont". Carel Hartsingh werd in 1611 te Meurs geboren, was getrouwd met Sara de Solemne, weduwe van Pieter Smidt, en overleed op 24 september 1667 als Directeur Generaal. (Zie De Haan, Priangan, I, bl, 216. Voor zijn benoeming tot Gouverneur van Taiwan. Hij nam de benoeming aan en maakte zich klaar voor de reis, maar toen gouverneur generaal Carel Reniersz op 18 mei 1653 overleed, gaf Hartsingh er de voorkeur aan in Batavia te blijven en de nieuwe gouverneur generaal Maetsuijker als directeur generaal op te volgen (Res. 20 mei 1653.). Nu werd dus besloten "tot het Taijouanse Gouvernement te qualificeeren en te gebruijcken" de extra ordinaris raad van Indië Cornelis Caesar. Hem werd "opgedragen met de laetste besendinge daerna toe als Gouverneur sich... te vervoegen" (Res, 24 mei 1653). I.5 Cornelis CaesarZijn aanstelling als gouverneur van Taiwan gedateerd op 18 juni 1653, is te vinden in het Koloniaal Archief onder nummer 780. Op 26 juni 1653 gaf de nieuwe gouverneur generaal Maetsuijker een "vrolijck scheijdmael' ter ere van Gouverneur Caesar, die op het punt stond te vertrekken.
In de namiddag vond "de publijcke authorisatie van d' E Hr. J. van Maetsuijker in 't generale gouverne van India" plaats. Natuurlijk werd dit weer met "een frisschen dronk" bezegeld (Dagr. Bat. 16 juni 1653 bl. 84). In Resolutie van 16 december 1681 wordt gesproken van het "ordinaire scheijdmaal" voor retourschepen die gereed lagen om uit te zeilen.
Om naar Taiwan te gaan werd het jacht "de Sperwer" aangewezen. I.6 De Spanjaarden op TaiwanHoewel de V.O.C. na haar verhuizing van de Pescadores (P'eng-hu Lieh-tao) naar Taijoan (1624) zich het gezag over het hele eiland Taiwan had toegekend (W. P. Groeneveldt, De Nederlanders in China, I (Bijdr. Kon. Instituut voor de Taal-, Landen Volkenk. v. Ned.-Indië VI, 4 (1898), bl. 290)), waren ze in principe alleen heer en meester over het zuidelijke deel daarvan namelijk in de streek waar zij zich hadden gevestigd en de direkte omgeving. Ook hadden zij niet kunnen voorkomen dat de Spanjaarden zich in 1626 op Noord-Taiwan hadden gevestigd. De Spanjaarden wilden met deze vesting hun handel vanuit Manila met China, Macao en Japan beschermen.
Zolang de opgerichte Spaanse versterking Kelang [Chilung] daar was, kon de V.O.C. haar doel, namelijk de alleenhandel met China, zeer waarschijnlijk niet bereiken.
I.7 Japanse druk om de Spanjaarden te verdrijvenDe Japanners hadden er herhaaldelijk op aangedrongen dat de V.O.C. de Spanjaarden uit Taiwan zou verdrijven.
In eigen land hadden de Japanse regenten de aanhangers van het katholieke geloof massaal vervolgd en uitgeroeid. Om te verhinderen dat van Noord-Taiwan priesters en gelovigen Japan zouden binnensluipen, zouden ze graag willen dat aan de aanwezigheid van Spanjaarden op dit eiland een einde kwam. Als de Spanjaarden door de Hollanders verjaagd werden dan kreeg de achterdochtige Japanse regering daarmee ook een bewijs dat van de kant van de V.O.C. de komst van katholieke zendelingen niet zou worden vergemakkelijkt. Per slot van rekening waren de Hollanders ook Christenen en daarom ook verdacht. De sterkste prikkel om de Spanjaarden van Taiwan te verjagen en weg te houden, zal voor de V.O.C. zijn geweest dat er vermoedelijk goudmijnen in het noordelijke deel van het eiland aanwezig waren. De regering te Batavia schreef 23 mei 1637 al aan Gouverneur Van den Burch:
Door die te bemachtigen, mocht zij verwachten een vergoeding te vinden voor het gevreesde verbod van de uitvoer van zilver uit Japan.
Ook konden ze op deze manier de kosten dekken voor de hoge uitgaven voor het bestuur op Taiwan.
Dat zij niet van plan waren rekening te houden met rechten van de Taiwanezen op die mijnen, sprak voor de regering te Batavia vanzelf.
I.7 De verovering van KelangTenslotte ging men tot de uitvoering van "het desseijn op 't noordeijnde van Formosa" over:
Gouverneur Traudenius zond op 17 augustus 1642 een krijgsmacht onder Capitein Harouse daarheen; die arriveerde daar op 21 augustus en landde dezelfde dag, met als gevolg dat de bezetting "haer den 25 daeraenvolgende rendeerden, ende daeghs daeraen met vliegende vaendels uijttrocken tot aent Clooster". De verliezen aan de Hollandse kant waren 5 doden en 15 gewonden. (Vgl. Leupe, De verovering van het fort La Sanctissima Trinidad op Formosa in 1642, Bijdr. Kon, Inst. II, a (1859), bl. 73; en The Philippine Islands, XXXV, bl. 135 e.v.) Het bericht van de verovering werd op 9 november 1642 in Batavia verzonden (zie schrijven naar Bantam dd. 22 november 1642) en wordt ook vermeld in een priv衲ief van G.G. van Diemen die gedateerd was op 12 december 1642 aan de Staten Generaal van de Verenigde Nederlanden. Tijdens de aanval van Koxinga [guóxìngyé] op de nederzetting van de V.O.C. in Taiwan, welke eindigde met de overgave van Taijoan en Taiwan (2 februari 1662) werd Kelang door de Hollanders verlaten (2 juni 1661) (zie Dagr. Bat, bl, 430 en Dagr. Japan 5 juli 1661). Commandeur Bort vestigde zich in augustus 1664 opnieuw in Kelang (Dagr. Bat. bl. 515) en hield ook stand tegen een bestorming vande troepen van Koxinga [guóxìngyé] op 14 mei 1660 (Gen. Miss. 25 januari 1667 en vgl. Dagr. Bat. bl. 193). Toen de havens van China echter voor de V.O.C. gesloten bleven en daarom Kelang voor de handel niet van waarde was, werd deze plek op 18 oktober 1668 voor goed verlaten (Res. 20 juni 1668 en Dagr. Bat. bl. 211). Toen de verovering echter een feit was en op 7 september 1642 het aangename bericht in Taijoan binnenkwam dat de troepen zich op 26 augustus van de sterkte Kelang hadden meester gemaakt, werd besloten dit heuglijk feit zo spoedig mogelijk aan de Japanse regering te berichten:
*** Vervolg hoofdstuk II: De Schipbreuk van de Sperwer ***
|