[ENGLISH]

Gezandtschap aan den Grooten (Pag. 202)

ook in grooten overvloedt de wortel Ginseng voort; en heeft men daar ook verscheidene goudt-ryke Bergen. Nergens valt beter Sandarachka, of Cie (daar af hier voor gesproken is) dan op dit Korea, daar mee d'Inwoonders , na de wyze der Japonners of Sineezen, allerlei huisraat bestryken en op-potzen. Schoon dit gewest allerlei dingen dus in grooten overvloed bezit , zoo dryven evenwel des zelfs Inwoonders met andere uitheemsche volken geen handel , dan alleen met de Sineezen en ]aponners. Dus verre zy gesprooken van dit hangend Eilandt Korea ; 'k treede weer over tot het verhandelen van onze voorgestelde stoffe.

De Sineesche Keizer, daarenboven, (om 't verder inbreeken der Tarters, en d'aanstaande onheilen des te zeekerder te weerstaan) deed uit alle de fyftien Landtschappen van't Ryk nieuwe hulp troepen vergaderen, en zond, om d'andere Landtschappen voor het invallen der Tarters te bevryden, groote Krygs-heiren in Leaotung. En om deze sterke Legers van eetwaren, en andere nootzakelyjheden, des te bequamer te kunnen voorzien, deed hy in de vermaarde Zee-haven Thiencin, daar in, (als in onze Reis - beschryving verhaalt is) zoo over Zee als over de Revieren uit geheel Sina de Scheepen kunnen aankomen, een groote vloot Scheepen toerusten. Van dit Thiencin zond de Keizer dan tot de gemelde Legers, die aanstonds op zyn bevel na Leaotung trokken, in korte reizen over Zee, zeer licht al wat hy wilde. Want het Landt Leaotung word ten Westen byna t' eenemaal van de Zee bespoelt, en legt maar twee dagen reizens ter Zee van de Koopstad Thiencin, daar men te lande veel meer tyds van nooden heeft.

Onder verscheidene Oversten en Landvoogden, die dit geweldigh heir met hulp troepen styfden, bevond zich ook zeekere Vrouw, die met recht den naam van de Sineesche Amazone zou mogen voeren: want zy quam met een heir van drie duizend mannen uit Suchuen, het uitterste Landtschap van 't Ryk Sina, na 't Westen; en toonde niet alleen met haar stout bestaan een mannelyke herte, maar hadt zich ook in Krygsmans gewaadt gesteeken, en zoodanige eertytelen aangenomen, dat zy meer op den aart van eenen man, dan van een vrouw, pasten. Zy ging dikwils op de Tarters los, en gaf, met verscheidene overwinningen op hen te bevechten, geen kleene blykstukken van overstoute dapperheit. In verscheidene veldslagen gingh ze den muitelingen en weerspannigen, die tegen den Sineeschen Keizer waren opgestaan, mannelyk te keer, en baarde, met schieten en neerhouwen, by wylen een ysselyke moort onder hen. Deze moedige en strydbare mannin had zich, in plaats van haar kleen Zoontje , datze om zyn jonkheit t'huis hadt gelaten , ten dienste des Konings in den oorlog vervoegt.

Den Keizer Thienkius, na dat hy nu zelfs by het Leger in Leaotung was gekomen, in alles wel voorzien, en 't Heir in slag-orde gestelt hadt, valt met zyn gantsche macht op den Tarter aan, slaat hem uit den velde, en bemachtight het gantsche Lantschap Leaotung; 't welk hem des te gemakkelyker gelukte, vermits d'Ingezetenen, die jammerlyk van den Tarters mishandelt en geplaagt waren geweest, de wapenen tegen den Tarters aannamen, en den Sineezen in t' uitdryven te hulpe quamen. Wonder wel sloegh hier ook toe , dat d'Inwoonders in 't Ryk Niuche te dien tyde aan 't muiten waren geslagen, zulks dat den Tartarische Koning zyn heir, dat vry verloopen was, na behooren geen nieuwe hulp-troepen konde toevaerdigen.

D'Ingezetenen, derhalven, van Leaotung, die de groote wreedheit der Tartaren verfoeiden , openden de poorten gwilliglyk voor de Sineezen , en dreven overal de Tartarische Krygs-bezetting uit de Steden. En in dezer voegen verlieten de Tarters, die door inwendige beroerten in hun Land overhoop lagen , en door de Sineezen met neerlaag op neerlaag, geweldigh verzwakt waren, niet alleen geheel Sina maar ook het Land Leaotung, en weken buiten de groote Muur.

Next page