Dagregister Nagasaki 1668. 14 Augustus. In den avont comt den Ottena [In elke straat van Nagasaki woont een Otona of wijkmeester (H. Doeff Herinneringen uit Japan, 1633, bl. 25). Zie ook Nachod, Beziehungen, u. s. w., bl. 417 en E, Kaempfer, Beschryving van Japan, 1729, bl. 231. ] dezes Eijlants Dezima ons aencundigen de Keijserlijcke Majest de acht Nederlanders van 't verongeluckte jacht de Sparruwer in de jaere 1653 ende waervan anno 1666 acht persoonen van Correa tot hier miraculeus aengelant sijn, van daer gevoirdert en apparent morgen of overmorgen ons stinde bij te comen, dat een groote sorge van dees Majestt voor der Hollanderen zij. 16 september Naer de middag sendt de Nangasackijse Gouvernr seven Nederlanderen die van 't gebleven jacht de Sparruwer 't zedert anno 1653 haer op 't Eijlant Correa erneert en nu door last des Majests door den Heere van Tzussima van daer waren gevoirdert, bij ons op 't Eijlant Dezima, zijnde d' achtste, die de gevlugte acht Nederlanderen aldaer anno 1666 gelaten hadden, overleden; twee maenden warense van Correa, door de continueele zuijde winden en breecken der mast van de bercq tot hier onderweegh geweest, van den Gouverneur van Correa met een rocq, ider thien cattij rijs, twee stuckjes lijwaet ende anders beschoncken, Item van de H.re van Tzussima van eten, drincken en ider een rocq op de reis van daer nae herwaerts versien, mitsgaders aen haer sevenen twintig duijsent caskens geschoncken, dat ons soo alles door des Gouvernrs van Nangasackis last schriftelijck door twee Opperbonjosen wiert vertoont, seker een groote sorge zijnde, die den Japanse Keijser voor d' Hollanderen gedragen heeft, ende een merckelijcke bestieringe des Alderhoogsten. Moste dese lieden tot nader order bij den andere woonen en in hun habiet laten blijven, nadien voor de Nangasackijse Gouvernr noch stonden verhoort te werden. 17 do wierden de seven bovengemelde Nederlanderen ten huize van de Gouvernr Sinsabrode naer de gelegentheden van het verongelucken van 't schip de Sparruwer in de jare 1653, als dat van Correa, ende de frequentatie in de negotie met de Japanners ondervraegt, daerse naer waerheit op antwoordden, ende sonderlingh geen aentekening tot nutte van d'E. Compe en meriteert, dan wierden vergunt dit jaer te mogen vertrecken, daer we dan den Gouverneur hertelijcken voor deden bedancken. Daily register Nagasaki
1668. August 14. In the evening the Ottena [In each street
in Nagasaki lives an Otona or "elder" (H. Doeff Herinneringen
uit Japan [Memories from Japan], 1633, page 25) See also Nachod Beziehungen
u.s.w., page 417 and E. Kaempfer, Beschryving van Japan, (Description
of Japan) 1729, page 231] of this island Dezima comes to announce
the Imperial Majesty [that] the eight Dutchmen of the shipwrecked
jacht the Sparruwer in the year 1653 and of which eight persons from
Correa to here, have landed, from there moved onward and apparently
tomorrow or the day after tomorrow will be reaching us, that will
be a big concern of this Majesty for us Hollanderen [Dutchmen].
September 16, after the noon, sent the Governor of Nangasackij
seven Nederlanderen [Dutchmen] of the perished jacht the Sparruwer
who are since anno 1653 on the island of Correa and now by order of
His Majesty through the Lord of Tzussima were claimed from there,
with us on the island Dezima, being the eighth, who were left behind
by the eight escaped Dutchmen anno 1666, died, two months they were
under way from Correa to here, because of the continuous southern
winds and breaking of the mast of the barge, from the Governor of
Correa with each a skirt [clothes, coat, attire] each ten catty
of rice, two pieces of linen, and other given things, Also provided
by the Lord of Tzussima with food, drinks and each a skirt [clothes,
coat, attire] from there to hither, besides given to them twenty
seven caskes [=barrels ?], that is shown to us, all
by the Opperbonjosen , [which] certainly
to be a big concern, which the Japanese Emperor has endured for the
Hollanderen, and a remarkable guidance of the Highest of All. These
folks had to live with others till further order, afterwards to be
being interrogated by the Governor of Nangasackij.
17 thereupon following, were the seven above mentioned Dutchmen
at the house of Governor Sinsabrode and questioned at the
occasion of the shipwrecking of the ship the Sparruwer in the year
1653, as that of the location [gelegentheidheid means also location]
of Correa, and the frequency in the trade with the Japanese, which
they answered truthfully, and remarkably no notes to the advantage
and merits of the Honorable Company, then were allowed to leave this
year, therefor to the Governor heartfelt expressed our grattitude.
|