Verhaal van het vergaan van het jacht de Sperwer by Hendrik Hamel. Page: 55

<< vorige

n met malcanderen goet, alsoo de slaepbasen ons dagelijcx quelden met hout halen, dat soo heen en weer wel drie mijlen over t geberghte ver was, 't welcq door de bittere koude ende ongewoonte ons seer droeffrigh ende moeijelijck viel, met 2 a 3 samen huiskens te coopen, siende naest Godt geen uijtcomst te verwachten ende soo te beter te leven, liever willende wat koude lijden, dan altijt van dese heijdense natie [257] gequelt te sijn; leijden de man 3 a 4 taijlen silver bij malcanderen, ende alsoo huijskens van 8 a 9 taijl ofte 28 a 30 gl. cochten; van 't overschot staken ons een weijnigh inde cleeren ende brachten alsoo den winter daer mede door.

[1655.] In Maert quam den Tarter weder, als vooren verhaelt hebben; wij worden belast niet uijt onse huijsen te gaen; den dagh wanneer den Tarter vertrock geliet [258] den opperstuijrman Hendrick Janse van Amsterdam ende Hendrick Janse Bos van Haerlem, bosschieter, dat sij om branthout verlegen waren; gingen naer 't bos, alwaer sij aande cant daer den Tarter voorbij most passeeren, gingen leggen; den Tarterse gesant verbij comende, die met ettelijcke hondert ruijters ende soldaten geleijt wort, braken door de selve ende vattent paert vanden opperste gesant bijde kop; de Coreese clederen uijtgeschut hebbende, stonden (vermits deselve daer onder aen hadden) op haer Hollants voorden Tarter gecleet; veroorsaeckte terstont sulcken confusie, dattet alles in roere was; den Tarter vraeghden haer wat sij voor volcq waren, dog conden malcanderen niet verstaen; belasten datmen den stuijrman mede soude nemen ter plaetse daer hij dien nacht soude logieren; vraeghden aan den geene die hem uijt convoijeerde [[14]] offer geen tolcq en was die den stuijrman verstaen conde, waer op den meergem: Weltevree door last des Conincx terstont most volgen; wij worden oocq alt samen uijt onse buijrt int Conincx hoff gehaelt; voor de rijcx raden gecomen zijnde, die ons vraeghden of wij daer niet van wisten; daer op wij tot antwoort gaven, dat sulcx buijten onse kennisse was geschiet; evenwel

volgende >>