Ook nu heeft hij zich niet bepaald tot hetgeen hij heeft kunnen overnemen uit de "Reisbeschrijvinge der Nederlanders die in Korea gevangen gezeten hadden"--zooals Hamel's Journaal wordt omschreven op de eenige plaats waar er in zijn boek melding van wordt gemaakt [75]--maar thans haalt hij ettelijke malen uitdrukkelijk als zijne zegslieden aan twee van de schipbreukelingen, den onderbarbier Mattheus Eibokken en den scheepsjongen Benedictus Klerk van Rotterdam, die hem mondelinge inlichtingen hebben verstrekt. Vooral Meester Eibokken's mededeelingen heeft Witsen terecht als aanwinsten beschouwd.
Dat Witsen het Journaal van Hamel--wiens naam hij nergens noemt--heeft gekend en geraadpleegd, blijkt overtuigend uit hetgeen over Korea in zijn werk voorkomt en bovendien uit eene vergissing welke hij begaat. In den eersten druk van "Noord en Oost Tartarye" verduidelijkt hij de ligging van het door de Chineezen Fungma genoemde eiland met de marginale aanteekening: "Nu Moese of Quelperts eiland", terwijl hij op een andere plaats spreekt van: "Quelpaerts-eiland, Moese by d' inwoonders genoemt." Ook in den tweeden druk herhaalt hij dat de inlanders zelf dit eiland Moese noemen [76]. Vergelijkt men hu hiermede de plaats in Hamel's Journaal: "'s middags gecomen in een stadt gent Moggan [77], sijnde de residentieplaats van den Gouverneur van 't eijland bij haar Mocxo genaemt [78]"--waarvan uitgevers hebben gemaakt: "bij haer genaemt Moese" [79]--dan is het duidelijk dat Witsen's bron is geweest een gedrukt Journaal van Hamel en dat hij het Koreaansche woord voor den gouverneurstitel [80] heeft gelezen alsof het eiland zelf daarmede was aangeduid.
De gegevens hem door Hamel en zijne zegslieden bezorgd, heeft Witsen op eigenaardige wijze verwerkt en dooreen gemengd, waardoor wonderlijke samenvoegingen zijn ontstaan als deze: "De dorpen zijn daer te lande ontelbaer, iemant by het haer te vatten is daer zeer oneerlijk en veracht" [81].
Minder kan het bevreemden dat de uitgevers van Hamel's Journaal diens tekst