[ENGLISH]DE WERKMEESTERS HAMEL UIT GORKUM(Dit artikel zat als bijlage bijgevoegd bij de Genealogie van Hamel) door J.L.Hamel en Mr G.A.Hamel Na de publicatie over "Het geslacht Hamel te Utrecht", "De nakomelingen van Adriaen Hamel" en "De nazaten van Mr Gerrit Hamel", alle in de Nederlandsche Leeuw, willen wij thans aandacht vragen voor een drietal werkmeesters Hamel en hun nakomelingen. Het is zeer waarschijnlijk, dat zij met de reeds besproken Hamels afstammen van het Heusdense schepengeslacht van deze naam, maar aantoonbaar is die verwantschap niet. Het onderzoek is opgezet om na te gaan uit welk geslacht Hendrick Hamel uit Gorinchem stamt, die bekend geworden is door zijn "Verhaal van het vergaan van het jacht de Sperwer" 1. De Bewerker van dit journaal, B.Hoetink, put voor de schaarse gegevens over Hamel's persoon en familie uit een Gorkums handschrift van omstreeks 1734 2 . Hij schrijft: Alleen is aan het licht gebracht dat in een te Gorkum bewaard handschrift van 1734, waarin genealogische tafelen van voorname Gorkumsche geslachten zijn opgenomen, omtrent hem het volgende voorkomt: "Henderik Hamel is naar Oost-Indi gevaren en comende van daar, om naar Japan te rijsen, is door een orcaan schipbreuk leijdende op 't Eijland Corea gesmeten en aldaar in slavernij 13 jaar gehouden, vlucht met een boot naar Japan en komt alzoo weder tot Gorcum, reist voor een tweede maal naar IndiJ en komt weder tot Gorcum en sterft aldaar noch vrijer zijnde den 12 febr. 1692". Te zelfder plaats staat vermeld dat hij is geboren uit het huwelijk van Dirck Hamel en Margaretha Verhaar, dochter van Hendrik Verhaar en Cunera van Wevelinckhoven, zoomede dat het geslacht Hamel tot wapen voerde een zilveren hamel op een goud veld. Het is juist dit familiewapen (al zijn de kleuren vreemd) dat aanleiding is tot het vermoeden van verwantschap met het Heusdense schepengeslacht. De geboorte van Hendrick Hamel blijkt bij onderzoek inderdaad in 1630 te Gorkum te hebben plaats gevonden. De juistheid van de genoemde sterfdatum is nog niet kunnen blijken. Hij is (vermoedelijk) n keer teruggevonden, namelijk in een Haagse notarisakte van 7 december 1671 3 en wel als boekhouder van de fluit "Opmeer". Het is niet onmogelijk dat hier van dezelfde man sprake is omdat Hendrick Hamel in 1651 in Indië aankomt en pas na 20 jaar in Nederland terugkeert 4 . Zijn vader is Dirk Frederiks Hamel, een broer van Gerrit Frederiks Hamel en van Goossen Frederiks Hamel. Deze drie broers treden voortdurend op als compagnons in het aannemen van verdedigingswerken voor de republiek. Ze heten nu eens werkbaas, dan weer werkmeester of werkmeester van fortificatiën, ook wel aannemer. In 1632 worden bijvoorbeeld betalingen gedaan aan "Dirck Fredericxz Hamel werckmr, als aennemer van twee bolwercken ende twee corlijnen" te Brielle 5. In die tijd is er in Den Briel ook sprake van "Gerrit Fredericxz Hamel, werckmr ende aennemer". In1641 wordt in een Haagse notarisakte van Dirck Frederiks Hamel gesproken als van "gewesen werckmeester ende nu capitein van de pioniers ten dienste deser landen" 6 . Een dergelijke titel komt bij de andere broers niet voor. De drie broers zijn afkomstig van Gorkum. Zij zwerven door de gehele republiek en hebben blijkens allerlei akten werken uitgevoerd in Orsoy (-bij Kleef), Rijnberk (vermoedelijk Rheinberg, oost van Geldern), Wezel, Burik, 't fort op de Lip. den Briel, Heer en 's Hertogenbosch. Het is dus van krijgsgeschiedkundig belang hun optreden te onderzoeken. Dit is echter een zeer omvangrijk werk, want het Haagse gemeentearchief alleen al bevat een enorm aantal akten, waarin zij tezamen of afzonderlijk voorkomen. Het ligt voor de hand, dat deze steeds trekkende werkmeesters in veel meer plaatsen hun sporen zullen hebben achtergelaten. De samenstellers van deze bijdrage zijn daarom al tevreden wanneer zij belangstelling kunnen wekken bij onderzoekers die tijd en gelegenheid hebben de financiële en vestingbouwkundige kant van hun optreden te achterhalen. De financiele kant van de vestingbouw is interessant, omdat de overheid bar traag van betalen was. Men ziet deze Hamel's 'dan ook telkens geld lenen op resoluties van de Raad van State. Op 16 april 1635 worden zij alle drie met hun collegawerkmeester Gerrit van Lier tegen de volgende dag bij betaalmeester Bruijning ontboden om af te rekenen over de werken te Orsoy, Burik, 't Fort op de Lip, den Brielle en elders 7 . Het moet voor de werkmeesters een hele toer geweest zijn zoveel werken te financieren! Dit kan geïllustreerd worden aan hun optreden te Orsoy. Op 30 augustus 1634 leent Dirk Frederiks Hemel op zijn eigen naam en op die van zijn broer Goossen resp. 3250 en 6450 "cer. guldens tot 20 groote tstuck" op een ordonnantie van de Raad van State van de voorafgegane laatste dag van juli, houdende contante betaling. Hij belooft de opgenomen bedragen aan toonder terug te betalen binnen 6 maanden en verbindt daartoe de genoemde ordonnantie 8 . Op 18 mei 1635 blijkt dat de zaak misgelopen is. De geldschieter wilde zijn geld hebben en er moest een nieuwe geldschieter gevonden worden. Een zekere Grietje Gerritsdr wonende te Delft leent hem nu 6700 car. guldens tot 20 grooten tstuck op drie maanden, tegen een rente van 1% per maand 9. Op 4 juli 1635 erkent Dirk Frederiks Hamel een bedrag schuldig te zijn aan "Lourens Crom, steenbacker, te Haastrecht ter saecke van geleverde steen voor verscheiden wercken onder de stedt Orsoy" 10 . Op 11 juni 1636 bekennen Dirk en Goossen schuldig te zijn aan Cornelis Claesz, schipper, f 1032.- spruitende uit verdiende steenvracht van Holland naar Orsoy 11 . Op dezelfde datum erkennen zij voor steenvracht van Holland naar Orsoy schuldig te zijn aan Pieter Hendricxz Pijper, schipper, f 786.-en aan Cornelis Willems, oostindiësvaerder, schipper, f 1151 12 . Op 8 september 1636 volgt een schuldbekentenis aan "Berent Duijs, coopman ende inwoonder van Wesel", wegens geleend geld voor betaling van de arbeiders en de leveranciers voor de werken te Orsoy 13 . Eindelijk in 1641, maar misschien is er meer, blijkt dat Annetje Willemsdr, weduwe van Hendrick Pleunen "in sijn leven metselaer wonende ter Goude" beslag gelegd heeft voor wat haar man te vorderen heeft op de eerste "pr der voorn capitein Hamell van tlandt competeerende ter voldoening van seeckere obligatie van 150.-die zij ten laste van voorn Dirck Fredericxz Haemel en sijn broeder Goossen Hamel voor arbeijtsloon bij haer sal. man aen wercken tot Orsoy verdient ende opreeckende heeft. Het beslag wordt opgeheven na gedeeltelijke betaling en borgstelling door Cornelis Jansz Annoequ, solliciteur te 's Gravenhage" 14. Voldoende om aan te tonen hoe moeizaam de financiering van zulke werken in die tijd verliep en hoeveel jaren de afwikkeling kon blijven slepen. Wat de krijgsbouwkundige kant van de zaak betreft, verspreid in allerlei akten vindt men gegevens, die enigszins een beeld kunnen geven. De aangehaalde akten tonen aan, det de benodigde stenen in Haastrecht werden gebakken, door Hollandse schippers naar Orsoy werden vervoerd en ook dat een Hollandse metselaar werd gebruikt. De gebroeders Hamel treden f zelfstandig en alleen òf in compagnonschap op. Ook andere werkmeesters treden op, bijvoorbeeld Gerrit van Lier en "Thomas Welleboorts, werckmr tot Bergen op Soom" 15 . Uit een akte van 8 oktober 1648 blijkt, dat een zekere Anthonijs Wijard Brauwer uit Gorkum materialen geleverd heeft die te Rijnberk zijn " geemploijeert soo tot het opmaecken van de thien als vijff dubbele hutten in den jare 1640". Gerrit Fredericsz Hamel verklaart bij die gelegenheid dat de geleverde materialen "bij hem deposant als aannemer van de voorsz vijff ende medestander van de voorsz thien hutten effectuelijcken opgemaeckt ende voltrocken sijn". Blijkbaar had Brouwer moeilijkheden om de betaling te krijgen, hoewel die beloofd was door Jurriaen Cleijsen, tolschrijver ende servicie meester van Rijnberk 16. Een vestingbouwkundig onderzoek kan wellicht aanwijzingen van betekenis vinden. De laatst geciteerde akte toont tevens aan dat Gerrit Fredericsz Hamel in 1642 omstreeks 46 jaer was. Hij zal dus in 1596 geboren zijn. Het ligt voor de hand, dat de vader van hem en zijn broers Frederik heeft geheten, want zij heten steeds Frederikszoon. Zekerheid omtrent deze Frederik Hamel bestaat tot nu toe niet. Wel rapporteert de Nederlandse Leeuw van 1908 in kolom 88, helaas zonder bronvermelding, dat Frederick Hamel en zijn huisvrouw Adriaentjen Thonis vermeld worden in een schepenakte van Heusden van 1601. Een vrouw van diezelfde naam treedt in 1683 op als getuige bij de doop op 30 juli te Gorkum van een zoon Frederik van de werkmeester Dirk Frederiks Hamel 17 . Deze speculaties worden versterkt door een Haagse notarisakte van 7 februari 1605 18. Dan treedt op als getuige Frederik Hamel Goossensz wonende tot Gorinchem, werkmeester van fortificatiën! Wij zouden dan krijgen Goossen Hamel, als vader van Frederik Hamel Goossensz, gehuwd met Adriaentjen Thonis, die weer de ouders zijn van de drie werkmeesters. Aanvullend bewijs is echter stellig nodig 19. Om nu terug te keren tot de werkmeester Gerrit Frederiks Hamel: na ondertrouw te Gorkum huwt hij op 18 april 1621 te Arkel met Lijsbeth Claes van Neercassel 20 . Het echtpaar laat op 30 juli 1623 een dochter Maria dopen. Er moet ook nog een zoon Claes zijn geweest, want in oktober 1685 zijn Govert en Jan van Neercassel Hendrikszonen, brouwers, naaste bloedvoogden over "den onmondigen Claes zoon van Gerrit Fredericks Hamel, werckmeester, en van de in dat jaar overleden Lijsken Claesdr van Neercassel" 21 . Gerrit Frederiks Hamel is niet lang zonder vrouw gebleven, want op 23 maart 1626 treedt hij in het huwelijk met Lijsbeth Hael. Dit huwelijk is zeer vruchtbaar geweest, want achtereenvolgens worden gedoopt: Maria (3 januari 1687; zij woont in 1661 in Dordrecht), Frederick (8 februari 1628; blijkt in 1668 nog te leven), Helena (8 maart 1629; woont in 1661 te Gorkum), Richard (13 oktober 1629!!, vermoedelijk jong gestorven), Elisabeth (13 november 1631; huwt te Delft op 26 mei 1658 met Claude Hautiquet, mandenmaker; zij woont in 1661 te Delft en sterft aldaar als zijn vrouw op 24 september 1670), Cataleentien (22 december 1632), Fanneken (5 februari 1634; zij woont in 1661 te Delft), Richard (27 mei 1636; leeft in 1661) en Grietie (7 november 1640) 22. Lijsbeth Hael zal op 14 mei 1645 te Delft overleden zijn, want dan vinden wij in de overlijdensregisters: "huisvrouw van Gerrit Hamel", en kort daarna (18 mei) "kind van Gerrit Hamel". Een paar maanden later (30 december 1645) gaat "Gerrit Fredericsz Hamel, weduwnaer" te Delft in ondertrouw met Susanna Sanders, jongedochter. Op 9 december 1646 wordt te Delft uit dit huwelijk Sander Hamel geboren, het twaalfde (teruggevonden) kind 23. Sander 'Hamel is nog n keer teruggevonden en wel als soldaat van de marine, die op 27 augustus 1666 24 getuigenis aflegt omtrent het gevangen raken en overlijden van een zekere Willem Pieters Post in de eerste slag tegen Engeland. Gerrit Frederiks Hamel moet overleden zijn vóór 22 februari 1661, want dan treden zijn erfgenamen op 25. Over het geslacht Neercassel kan verwezen worden naar het Algemeen Nederlandsch Familieblad van 1900 en 1905. Naar het geslacht Hael is geen onderzoek gedaan. Wel is de naam telkens ontmoet.26 . Omtrent Susanna Sanders kan evenmin verder iets verteld worden. Over de kinderen van Gerrit Frederiks Hamel zijn de bekend geworden gegevens reeds vermeld. Van de werkmeester Goossen Frederiks Hamel is alleen bekend, dat hij in Gorkum 27 in ondertrouw is gegaan met Fanneken Hael op 28 december 1627. De echtelieden zijn geboortig van Gorinchem. Hij sterft vóór 1641, omdat er dan van zijn erfgenamen sprake is Tenzij enders vermeld, ook hier weer alles uit de Gorkumse doop en ondertrouwboeken. Van kinderen is overigens nog niet gebleken. De derde werkmeester Dirk Frederiks Hamel laat op 30 juli 1623 te Gorinchem een zoon Frederijck dopen 28 en op 31 oktober 1627 een dochter Janna Maris. Of de moeder nu Janne Marie Hut heet, zoals de gemeentearchivaris bericht, dan wel of er staat Janne Marie obiit, is niet te lezen. Hoe deze vrouw ook heten moge, ze zal spoedig gestorven zijn, want Dirk Frederiks Hamel hertrouwt te Gorinchem als weduwnaar op 25 juli 1628 met Grietken Hendriksen, j.d. Zij zijn dan beiden van Gorkum. Haar volle naam is geweest Grietje Hendriksdr Verhaer. Dit blijkt ten eerste uit het reeds genoemde wapenboek van Gorcum en ten tweede uit een testament van Cornelis van Benschop, ontvanger van de verpondingen, op 18 oktober 1669 gepasseerd in 's Gravenhage 29 . Voortbouwend op gegevens uit de literatuur 30 krijgen wij dan dat zij een dochter is van Hendrik van der Haer en Cunera van Wevelinckhoven en dat de testateur een zoon is van dezelfde moeder en Cornelis van Benschop. 31 Van het echtpaar Hamel-Verhaar zijn te Gorinchem drie kinderen teruggevonden. Achtereenvolgens werden daar gereformeerd gedoopt Hendrick (20 augustus 1630), Goossen (29 december 1632) en Johannes (28 februari 1635). Het reeds tweemaal genoemde wapenboek van Gorkum misleidt de onderzoeker door mede te delen, dat Margreta Verhaar en Dirk van Hamel in 1643 nog een dochter Margriet en in 1646 een zoon Dirk hebben gekregen, want op 15 december 1638 hertrouwt Dirck Frederiksz Hamel als weduwnaar te Gorinchem met Eelken Jans jongedochter van Gorinchem! Daardoor kan Margriet Verhaer de moeder niet zijn. Maar ook Dirk Frederik Hamel kan de vader niet zijn, want op 23 maart 1642 is hij al overleden. De Nederlandse Leeuw van 1912 vermeldt tenminste in kolom 223, dat Eelken Jansdr van Dusseldorp, oud omtrent 28 jaar, op 23 maart 1641 vrouw was van Lambert Jansz en gewezen derde vrouw van Dirk Hamel Frederiksz, in leven kapitein van de Pioniers! Volgens een inlichting verstrekt door de bibliothecaresse van het Kon. Ned. Genootschap, en gegrond op het Commissieboek in het Algeneen Rijksarchief, is Dirck Hamel, kapitein van de Pioniers al dood op 20 januari 1642. De benoeming van Dirk Frederiks Hamel tot kapitein van de pioniers is nog niet gevonden, maar zij behoeft niet betwijfeld te worden i.v.m. de akte vermeld in noot 6. Van kinderen uit Dirk Frederiks Hamel's derde huwelijk is nog niet gebleken. Het zal wel zijn reeds vermelde zoon Johannes zijn, die op 7 juli 1658 als Jan Derkszen Hamel te Gorinchem in het huwelijk treedt met Adriaentjen Jans. Op 25 augustus 1658 laat dit echtpaar een zoon Dirck dopen. De zoon Hendrick moet dan de boekhouder geweest zijn, die het in de aanvang vermelde "Verhaal van het vergaan van het jacht De Sperwer" geschreven heeft. Mogelijk bestaat tussen de volgende personen verwantschap, naar aantekening in het Reisjournaal:
In "Beschrijvinge der stadt van Gorinchem en landen van Arkel, door Mr. Cornelis van Zomeren, 1755", is de naam "Hamel" nergens aangetroffen. De bedoeling van de beide schrijvers was dit werkstuk evenals de voorgaande te publiceren in de Nederlandse Leeuw. Het is er echter nooit van gekomen. De reden ervan is mij niet bekend, maar kennis genomen hebbende van het werkstuk, meen ik er goed aan te doen het als bijlage bij deze genealogie op te nemen ten einde het stuk toch naar buiten te brengen. ___________________________________
terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug terug
|